De Blaarkopkoe

De Blaarkop is een oud en sterk oerHollands koeienras, ze werden al beschreven in de 14e eeuw. Deze stoere ‘dubbeldoelkoeien’  worden gehouden voor het vlees en voor de melk. Vanouds worden ze geroemd vanwege de goede vleeskwaliteit, fijn van structuur, mals en smakelijk door een lichte vetmarmering. Blaarkoppen zijn bovendien prachtig om te zien, egaal zwart of rood met een witte kop, witte sokken en een witte staartpunt, rondom de ogen heeft de Blaarkop zijn herkenbare vlekken (blaren).

In het verleden was de blaarkop in de bollenstreek de meest voorkomende koe, in heel Zuid-Holland en Utrecht( Rijnstreek), maar ook in Groningen was de Blaarkop zeer populair. Reeds in de Gouden Eeuw werden   blaarkoppen per schuit vanuit Groningen naar Holland gehaald voor de fokkerij, melkerij en vetweiderij. Rondom de snelgroeiende Hollandse steden was grote vraag naar melk, kaas, boter en vlees. De melk van de Blaarkop is vanwege het hoge eiwitgehalte en het specifieke eiwitsoort zeer geschikt om boter en kaas mee te bereiden. Blaarkopvlees, boter en de lang houdbare Leidse Kaas werden meegenomen als proviand op de VOC-schepen. Ook werden er blaarkoppen en boter geëxporteerd naar onder andere Engeland en Frankrijk, waar de blaarkop bij de adel bekend stond als leverancier van de beste boter en het lekkerste vlees ter wereld.

In de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw zijn veel boeren overgeschakeld op  zeer melkrijke Amerikaanse Holstein Frisian Koeien, met als gevolg dat er steeds minder Blaarkoppen overbleven. Dit ging door opkomst van de KI met populaire stieren zoals Sunny Boy zelfs zo hard dat de blaarkop een Zeldzaam Huisdier is geworden en met uitsterven werd bedreigd.

Gelukkig zijn nog wat eigenwijze boeren, waaronder de familie Zeestraten, het ras waaraan ze verknocht zijn trouw gebleven. De laatste jaren wordt de Blaarkop weer steeds meer gewaardeerd om zijn robuustheid en specifieke eigenschappen, vooral veel biologische boeren houden Blaarkoppen of kruisen ermee in.